Pensioen Opbouwen 4 Pijlers

april 2022

Een bijkomend pensioen opbouwen: wat kan je doen?

Het wettelijk pensioen volstaat voor de meeste Belgen niet om comfortabel van te leven. Wil je na je loopbaan graag dezelfde levensstandaard behouden, dan is het bijna een must om een bijkomend pensioen op te bouwen. Wat zijn de mogelijke bouwstenen en wat zijn potentiële struikelstenen?

Hoe kan je een pensioen opbouwen in België?

Het pensioenstelsel steunt op 4 zogenaamde pijlers. Dat betekent dat er 4 manieren zijn om een pensioen op te bouwen.

Eerste pijler: wettelijk pensioen

De eerste pijler is het pensioen dat je van de overheid krijgt, ook wel het wettelijk pensioen genoemd. De hoogte van het maandelijkse bedrag dat je krijgt, hangt onder meer af van je statuut (ambtenaar, zelfstandige, werknemer – al of niet gemengd), je gezinssituatie, het aantal jaren dat je werkte en het inkomen dat je verwierf. Dit pensioen wordt geïndexeerd: naarmate goederen en diensten duurder worden, stijgt ook het wettelijk pensioen.

Tweede pijler: aanvullend pensioen

In de tweede pijler zit het aanvullend pensioen. Dat is een ‘extra’ pensioen bovenop het wettelijke pensioen dat je kan opbouwen als onderdeel van je loopbaan:

  • Als loontrekkende kan je werkgever (of je bedrijfssector) je een aanvullend pensioen aanbieden. Als je geen of een beperkt aanvullend pensioen opbouwt via je werkgever of sector, kan je zelf ook een aanvullend pensioen afsluiten (een Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers, of VAPW).

  • Zelfstandigen kunnen een Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ) afsluiten. Aanvullend kunnen zelfstandigen met een eenmanszaak of vrije beroepers premies storten in een pensioenovereenkomst voor zelfstandigen (POZ). Wie een vennootschap heeft, kan dat via een individuele pensioentoezegging (IPT).

  • Bij ambtenaren wordt een verschil gemaakt tussen wie statutair is en wie contractueel. Statutaire ambtenaren kunnen niet genieten van een aanvullend pensioen. Daartegenover staat dat hun wettelijk pensioen veel hoger ligt. Contractuele ambtenaren, daarentegen, kunnen wel van een aanvullend pensioen genieten maar enkel als hun overheidsdienst dat aanbiedt.

  • Geconventioneerde zorgverstrekkers (arts, apotheker, kinesitherapeut, tandarts) kunnen hun RISIV-toelage gebruiken om een aanvullend pensioen op te bouwen. Voorwaarde is wel dat het in een sociaal VAPZ plan wordt geïnvesteerd. Een sociaal VAPZ biedt extra financiële bescherming bij arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschap.

Een aanvullend pensioen is populair: zo'n 80% van de beroepsbevolking bouwt op deze manier een aanvullend pensioen op. Het beheer van dit aanvullend pensioen gebeurt door een pensioeninstelling: dit kan een verzekeringsonderneming zijn (men spreekt dan over een groepsverzekering) of een pensioenfonds (ook instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, of IBP, genoemd). Op MyPension.be kan je de stand van je aanvullend pensioen opvolgen (op basis van 1 januari van ieder jaar). Pensioeninstellingen hebben tot 31 augustus de tijd om de correcte stand mee te delen; de stand op 1 januari 2022 is daarom mogelijk niet volledig.

De pensioeninstelling belegt de ontvangen bijdragen, zorgt ervoor dat jouw pensioenrechten correct worden berekend en betaalt het bedrag uit als u met pensioen gaat. Hou er rekening mee dat de bedragen in MyPension.be brutobedragen zijn. Er worden nog belastingen en sociale bijdragen afgehouden.

Derde pijler: pensioensparen of langetermijnsparen

De derde pijler omvat alle formules waarmee je zelf een aanvullend pensioen kan opbouwen op een fiscaal voordelige manier.

Pensioensparen

Met pensioensparen kan je extra kapitaal aanleggen voor je oude dag. Je wordt daarvoor ook fiscaal beloond: tot het jaar waarin je 64 jaar wordt mag je jaarlijks tot 990 euro sparen aan een belastingvermindering van 30%, of tot 1.270 euro aan een belastingvermindering van 25% (voor inkomstenjaar 2022). Er zijn 2 verschillende manieren om aan pensioensparen te doen:

  • Via een pensioenspaarrekening (bijvoorbeeld een pensioenspaarfonds bij een bank). Zo'n fonds belegt onder meer in aandelen en obligaties en zijn winst hangt af van de beursevolutie. Op het einde van elk jaar wordt de balans opgemaakt. Je bent afhankelijk van de prestaties van dit ene fonds. Er is dan ook geen gegarandeerd minimumrendement.

  • Je kan ook aan pensioensparen doen via een pensioenspaarverzekering bij een verzekeringsmaatschappij. Dat kan een tak 21-, tak 23- of tak 44-verzekering zijn.
Lightbulb

Wat zijn tak 21-, tak 23- en tak 44-verzekeringen?

Bij een tak 21-verzekering ben je zeker van een minimaal rendement. Je weet welke rente je zal krijgen op elke storting die je doet. Een verzekeraar kan je aanvullend ook laten meegenieten in de winst als die erin slaagt om je stortingen met winst te herbeleggen en als zijn financiële toestand dat toelaat. Een tak 21-verzekering is bovendien beschermd door het Garantiefonds.

Bij een tak 23-verzekering gaat de verzekeraar jouw stortingen beleggen in beleggingsfondsen. De opbrengst is in dit geval afhankelijk van de financiële markten en kan dus meer opbrengen dan een tak 21-product, maar evengoed veel minder als de financiële markten tegenwerken. Je geld is niet beschermd door het Garantiefonds.

Er bestaan ook verzekeringsformules die tak 21 en tak 23 combineren. De premie wordt dan op basis van een gewicht verdeeld tussen het minder risicoloze luik (tak 21) en de fondsen (tak 23). Tak 44 wordt vaak gebruikt als commerciële naam voor dit type verzekeringsproduct. Dit type product valt ook niet onder de bescherming van het Garantiefonds.

Langetermijnsparen

Met langetermijnsparen bouw je een extra pensioenkapitaal op via een levensverzekering. Je ontvangt een belastingvermindering van 30% op de premies die je stort. Hoeveel je jaarlijks maximaal mag storten, hangt af van je beroepsinkomen. Voor inkomstenjaar 2022 is het maximum vastgelegd op 2.350 euro. Je kan aan langetermijnsparen doen zolang je wil (geen maximumleeftijd) in de vorm van een tak 21-, een tak 23 of een tak 44-oplossing.

Pensioensparen en langetermijnsparen zijn in je belastingaangifte twee aparte fiscale korven: je kan beide dus combineren. Maar let op met langetermijnsparen als je ook een hypothecaire lening inbrengt in je belastingen. Afhankelijk van het moment waarop je de hypothecaire lening afsloot en in welk gewest je woont, kan je de premies voor langetermijnsparen wel, niet of gedeeltelijk inbrengen. De belastingvermindering voor zowel pensioen- als langetermijnsparen geldt in principe ook alleen als je minstens 10 jaar lang spaart.

Het type product bepaalt wanneer de uitbetaling zal plaatsvinden. Een spaarverzekering heeft een eindvervaldag, meestal op de 65ste verjaardag, en wordt ofwel in één keer of met maandelijkse renten uitbetaald. Bij een pensioenspaarfonds of langetermijnsparen kan je zelf kiezen wanneer je de opname doet. Let wel: volledig belastingvrij is het kapitaal dat je via deze manier gespaard heeft, niet. Je geniet aanvankelijk een mooi belastingvoordeel, maar daar staat tegenover dat je op het einde wel nog wordt belast. Als je je kapitaal bovendien vervroegd opneemt, kan de eindbelasting ook een stuk hoger uitvallen.

Vierde pijler: individueel sparen

Dit zijn alle inspanningen die je zelf levert om een appeltje voor de dorst aan te leggen. In tegenstelling tot de derde pijler krijg je hiervoor geen directe belastingvoordelen. Je kan wel vrij beschikken over dit kapitaal (geen voorwaarden die gelden), en hoeft niet te wachten tot je pensioen om het op te nemen. Onder meer sparen, beleggen en investeringen in vastgoed behoren tot deze vierde pijler.

Hoeveel pensioen krijg je later?

Op Mypension.be kan je jouw pensioendossier raadplegen. Je vindt er niet alleen informatie en simulaties over je wettelijk pensioen (eerste pijler), maar ook voor je aanvullend pensioen (tweede pijler). Voor de derde en vierde pijler moet je zelf de nodige opzoekingen en berekeningen te maken.

Hoe dan ook zullen de bedragen in de eerste, tweede en derde pijler voor de meeste Belgen niet volstaan om hetzelfde levenscomfort te kunnen genieten. Daar zijn verschillende redenen voor:

  • Het wettelijk pensioen ligt fors lager dan het laatste loon.
    Volgens de OESO ligt het pensioen in België gemiddeld 38,1% lager dan het laatste loon (netto). Op Pensionstat.be kan je de gemiddelde nettobedragen voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren raadplegen.

  • We stoppen vroeger met werken.
    Hoewel de wettelijke pensioenleeftijd vandaag 65 jaar is (66 jaar vanaf 2025 en 67 jaar vanaf 2030), stoppen Belgische mannen volgens de OESO gemiddeld met werken als ze 60,9 jaar zijn en vrouwen op 60,1 jaar. Dat betekent minder inkomen en een lager wettelijk pensioen.

  • We leven langer dan vroeger.
    Volgens Statbel bedroeg de levensverwachting voor mannen van 65 jaar in 1995 14,5 jaar en voor vrouwen 18,7 jaar. Vandaag bedraagt de levensverwachting een stuk meer: 18,6 jaar voor 65-jarige mannen en 21,6 jaar voor vrouwen. Een langere levensverwachting verhoogt ook de kans op langdurige zorg, thuis of in een woonzorgcentrum, en dus risico op meer kosten. In 2018 deed 5,1% van de 65-plussers een beroep op thuiszorg. Zo'n één op vijf Belgische tachtigplussers verblijft in een woonzorgcentrum. Belgen gaan gemiddeld op 82,8 jaar naar een woonzorgcentrum en verblijven er gemiddeld 2,9 jaar.

  • De toekomst van het wettelijk pensioen is niet 100% zeker.
    De pensioenuitgaven van de overheid stijgen, en vooralsnog kan niemand garanderen dat dit volledig betaalbaar zal blijven. In 2000 waren pensioenuitgaven goed voor 8,6% van het bruto binnenlands product. Volgens het Planbureau zal dat 11,4% zijn in 2022 en 13,9% zijn in 2050. Het is niet zeker of de budgettaire ruimte er altijd zal zijn.

  • De actieve bevolking krimpt.
    Er zijn volgens Statbel steeds minder mensen die de pensioenkas spijzen, terwijl er steeds meer gepensioneerden zijn. In 1995 waren er voor elke 67-plusser 4,73 Belgen op actieve leeftijd, dus op een leeftijd waarop ze kunnen werken. Vandaag is dat 3,63 en tegen 2040 zullen er per 67-plusser slechts 2,64 Belgen op actieve leeftijd zijn.

  • Ook de fiscus komt (later) nog eens langs.
    De brutobedragen in zowel de eerste als tweede pijler worden belast. Ook voor het fiscaal voordelig pensioensparen in de derde pijler word je op het einde van de rit ook belast (algemeen bedraagt het tarief 8%).

Hoeveel geld geeft een Belg jaarlijks gemiddeld uit tijdens het pensioen?

Cijfers van Statbel wijzen uit dat Belgische gepensioneerden in 2020 ongeveer 20.000 euro per jaar uitgeven aan goederen en diensten. Bij huishoudens met meer dan één gezinslid bedragen de gezamenlijke uitgaven ongeveer 31.500 euro per jaar. Uiteraard zijn dit gemiddelden: als je bijvoorbeeld een eigen (afbetaalde) woning heeft, zullen de uitgaven wellicht lager uitvallen.

  • Gemiddelde uitgaven per persoon:

    • 65 t.e.m. 74 jaar: 19.491 euro, ofwel 1.624 euro per maand
    • vanaf 75 jaar: 20.426 euro, ofwel 1.702 euro per maand

  • Gemiddelde uitgaven per huishouden van minstens 2 personen:

    • 65 t.e.m. 74 jaar: 33.430 euro, ofwel 2.786 euro per maand
    • vanaf 75 jaar: 30.077 euro, ofwel 2.506 euro per maand

Wat kan je doen om je pensioen aan te vullen?

  • Leg via je werkgever (uw werkgever doet meestal ook zelf een duit in het zakje) of op een andere manier een extra pensioen aan in de tweede pijler. Als je werkgever geen aanvullend pensioen aanbiedt, dan kan je opteren voor een Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers (VAPW).

  • Doe aan pensioensparen, via bijvoorbeeld maandelijks of jaarlijks een bedrag te storten. Je betaalt op het einde wel belastingen, maar dat weegt niet op tegen de (fiscale) voordelen die je opbouwt tijdens je carrière.

  • Vul je pensioensparen eventueel aan met langetermijnsparen. Heb je ook een hypothecaire lening lopen, controleer dan eerst of deze een impact heeft op de belastingvermindering van het langetermijnsparen.
    Raadpleeg de maximumbedragen en voorwaarden.

  • Zet spaargeld opzij voor later. Zo heb je een spaarbuffer die je meteen kan aanspreken als er onverwacht een kost op je pad komt. Een vaak gebruikte vuistregel is om minstens 6 tot 12 keer je netto maandelijks (gezins)inkomen opzij te zetten.

  • Beleg een deel van je vermogen. Beleggen houdt meer risico’s in dan sparen, maar kan op langere termijn een potentieel hoger rendement opleveren. Het is daarom verstandig om een goede balans te vinden tussen geld dat meteen beschikbaar is en geld dat je even niet zal gebruiken.

  • Koop een woning in plaats van te huren. Als je ook na je pensioen huurt, zal wellicht het grootste deel van je pensioen naar huurgeld gaan. Door te kopen ben je je geld niet ‘kwijt’ aan een verhuurder, maar investeer je het in je eigen huis. Diversifieer je vermogen eventueel met extra vastgoed.

  • Stel niet uit. Hoe sneller je begint met een extra pensioen op te bouwen, hoe meer kapitaal je kan opbouwen. Niet alleen door wat je zelf voor je pensioen spaart of opzij zet, maar ook dankzij het sneeuwbaleffect van rendement-op-rendement.

Heb je een vraag voor ons? We bellen je graag op een ogenblik dat het je uitkomt.

Maak een afspraak